Jeroen Kerstens behaalde de Master Toegepaste Economische Wetenschappen aan de Universiteit Antwerpen in juni 2015 waarna hij zich verder specialiseerde met een bijkomende Master of Finance aan de Antwerp Management School. Na een stage bij een Europese asset manager vervoegde Jeroen Econopolis in juli 2016. Hij beheert portefeuilles voor zowel private als institutionele klanten. Tevens is Jeroen lid van het Asset Allocatie Committee en het Investment Committee door als macro-econoom beide comités van een economische outlook te voorzien.
Economische divergentie: gezonde groei in de Verenigde Staten, stagnatie in de eurozone
Contrast in economische groei: In 2023 kende de Verenigde Staten een gezonde groei van 2,4%, terwijl de groei in de eurozone beperkt bleef tot slechts 0,6%.
In het derde kwartaal was de groei in de VS +5,2%, terwijl de eurozone een krimp van 0,4% ondervond.
Ommekeer op de woningmarkt: scherpe daling in reële huizenprijzen na een decennium van stijging.
Het Swift-effect: Taylor’s tournee stimuleert de Amerikaanse economie
De publicaties van de bbp-cijfers voor het derde kwartaal bevestigden een duidelijke divergentie tussen de economische groei in de Verenigde Staten (VS) en in de eurozone. In het derde kwartaal registreerde de Amerikaanse economie een indrukwekkende geannualiseerde groei van 5,2%. Dit staat in scherp contrast met de economie van de eurozone, die in dezelfde periode een geannualiseerde krimp van 0,4% ervoer. Hierdoor stagneerde de economie in de eurozone gedurende het afgelopen jaar.
De sterke groei van de Amerikaanse economie werd voornamelijk gedreven door de consument. Na significante toenames in de zomermaanden, was er in september een verdere stijging van de consumptiecijfers met 0,8%. Een lichte daling van 0,2% in oktober werd gevolgd door een veel sterkere consumptie dan verwacht in november. Deze cijfers staan in schril contrast met de Europese consument, die steeds meer de vinger op de knip houdt. De Europese detailhandelsverkopen daalden vanaf juli gedurende drie opeenvolgende maanden, maar toonden in oktober een kleine maand-op-maand stijging van 0,1%. De dienstensector bleek een belangrijke motor voor de Amerikaanse economie in het afgelopen jaar, gestimuleerd door het grote aantal reizigers en hun zoektocht naar unieke ervaringen. Een opvallend aspect van de economische vitaliteit in de VS is de invloed van popicoon Taylor Swift. Haar tournee door de VS heeft niet alleen een positieve invloed gehad op het consumentenoptimisme, maar ook een significante stijging veroorzaakt in de bestedingen aan restaurants en hotels in de steden waar ze optrad. Wellicht kunnen de Swifties (fans van Taylor Swift) in 2024 een vergelijk- baar positief effect hebben op de Europese economie, wanneer Taylor Swift haar Europese tournee start. Jammer genoeg zal dat niet in België gebeuren, waar de toer niet kan stoppen omwille van de geluidsnormen. Alle andere omringende landen hebben Taylor wel op bezoek.
De Federal Reserve voorziet een gematigdere groei van de Amerikaanse economie in 2024, met een prognose van 1,4%. Voor de eurozone projecteert de Europese Centrale Bank (ECB) in datzelfde jaar een beperkte economische groei van 0,8%.
De botsing tussen de industriële productie in de VS en de eurozone
Voorlopig voorspelt het ondernemersvertrouwen in de eurozone echter weinig
goeds. De Europese dienstensector glijdt af naar een zwak groeitempo, nadat
deze sector de Europese economie uit een recessie hield in 2023. In de industriële sector luiden inmiddels de alarmbellen. Na zestien maanden (!) van dalend ondernemersvertrouwen was er in november een lichte verbetering, maar ondanks deze verbetering wees de indicator nog steeds op een krimp. Zowel het aantal nieuwe orders dat binnenkwam in de fabrieken als de gerealiseerde productie bleven krimpen. Zo kromp de industriële productie met 6,6% ten opzichte van een jaar eerder. Europese industriële bedrijven zijn hun productiecapaciteiten aan het herzien en verminderen al sinds de zomer systematisch het aantal werknemers.
Deze neergang is niet alleen het gevolg van de economische cyclus. De Duitse economie, die recentelijk een recessie doormaakte, toont nog geen tekenen van herstel. De Duitse industriële productie zat reeds enkele jaren in een neerwaartse spiraal en in de laatste kwartalen lijkt deze trend zelfs nog te versnellen. Zo daalden de industriële outputvolumes met 12% sinds het hoogtepunt in 2017. Geopolitieke onzekerheden en de beweging van deglobalisering hebben ook negatieve effecten op de open Europese economie.
De Amerikaanse industrie presteert beter. Hoewel er in de afgelopen kwartalen ook een vertraging zichtbaar was, bleef deze beperkt tot stagnatie. Ondanks dat de Amerikaanse industriële productie stagneert, zijn de investeringen in Amerikaanse industriële bedrijven sinds 2022 historisch hoog. Deze investeringen, die in de afgelopen twintig jaar gemiddeld ongeveer 0,30% van het Amerikaanse BBP bedroegen, stegen in 2023 naar 0,75% van het BBP. Het beleid van president Biden, met inbegrip van de stimulerende effecten van de Chips Act en de Inflation Reduction Act, heeft geleid tot aanzienlijke investeringen in de Amerikaanse industrie. Deze structurele investeringen zouden de competitiviteit van de Amerikaanse industrie langdurig moeten versterken en zullen de aantrekkelijkheid van de Europese industrie verminderen.
Centrale bankiers lijken het inflatieniveau succesvol te beheersen
Centrale bankiers bestreden de hoge inflatie met verhoogde rentestanden, wat leidde tot een verminderde vraag naar goederen en diensten en een afkoelende economie. Hierdoor daalde de inflatie aanzienlijk. In de eurozone viel de inflatie in november terug naar 2,4% jaar-op-jaar, met een kerninflatie (zonder energie en voeding) van 3,6%. In België daalde de inflatie zelfs naar 0,8%. De eerdere sterke stijging van de voedingsprijzen (+17% in maart) vertraagde tot +8% in november. Gedaalde energieprijzen en afnemende consumptie van goederen, vooral in elektronica, zorgden voor deflatoire effecten. Ook in de Verenigde Staten zien we een soortgelijke trend. Het Amerikaanse prijspeil steeg in november nog maar met 3,1% waarbij de kerninflatie terugviel naar 4%. Ongeveer 70% van deze stijging is toe te schrijven aan huisvesting, een component die langzaam beweegt in de economische cyclus en naar verwachting zal blijven dalen. Zonder de huisvestings- kosten zou de Amerikaanse inflatie al zes maanden onder de 2% liggen. Recente maandelijkse prijsontwikkelingen tonen slechts beperkte inflatoire druk.
Ondanks een verwachte lichte stijging van de Europese inflatiecijfers in december en januari, als gevolg van het wegvallen van eerdere dalingen in energieprijzen uit de jaarlijkse vergelijkingsbasis, lijken centrale bankiers succesvol het inflatieniveau te beheersen. Dit gebeurt in een context waarbij de arbeidsmarkt in zowel Amerika als Europa afkoelt, maar toch dicht bij historische laagterecords blijft, wat wijst op een effectief beheer zonder ernstige economische schade.
In 2024 begraven centrale bankiers de strijdbijl
In december besloot de Federal Reserve de beleidsrente op 5,25% tot 5,50% te handhaven. De aandacht ging echter vooral uit naar de aangepaste economische projecties en de veranderende retoriek in de communicatie van Fed-voorzitter Jerome Powell. Terwijl de economische cijfers duidelijk afkoelen maar niet breken, verlaagden de Fed-gouverneurs hun projecties voor zowel de inflatie als de beleids- rente in de komende jaren. De afgelopen maanden was de Amerikaanse inflatie- dynamiek zwakker dan verwacht, wat resulteerde in een scherpe aanpassing van de inflatieverwachtingen van de Fed voor 2023, van 3,3% in september naar 2,8% in december. Ook de inflatieverwachtingen voor 2024 en 2025 werden naar beneden bijgesteld.
De dot plot, die de verwachtingen van de Fed-bestuurders over de beleidsrente voor de komende jaren weergeeft, toonde drie renteverlagingen in 2024. Dit in tegenstelling tot de projecties van september, die twee renteverlagingen voor 2024 lieten zien, weliswaar vanaf een hoger startpunt. Toch prijsden de vastrentende markten meteen zes renteverlagingen van telkens 25 basispunten in voor 2024. Hiermee anticiperen de financiële markten op een bijzonder agressieve neerwaartse bijstelling van de beleidsrente door de Fed in de komende maanden.
In december hield ook de ECB haar belangrijkste beleidsrentevoeten onveranderd, maar verlaagde ze wel haar inflatieprognoses voor 2023 en 2024 aanzienlijk. In tegenstelling tot de Fed, gaf ECB-voorzitster Lagarde geen informatie over mogelijke renteverlagingen in de nabije toekomst, noch reageerde ze op de door de markt verwachte renteverlagingen. De markt gaat er immers van uit dat de donderwolken boven de Europese economie de ECB in 2024 zullen dwingen, om de economie opnieuw van zuurstof te voorzien door middel van renteverlagingen. Voorzitster Lagarde gaf wel uitleg over de afbouw van de ECB-balans. In een jaar is de balans van de ECB met 1,8 biljoen euro gekrompen door terugbetalingen van liquiditeit uit het Targeted Long-Term Refinancing Operations-programma (TLTRO’s). Ook stopt de ECB met het herfinancieren van aflopende obligaties onder haar Asset Purchasing Program (APP), dat nog steeds activa ter waarde van 3 biljoen euro omvat, met 300 miljard euro die binnen twaalf maanden vervalt. Tot slot, als antwoord op de Covid- pandemie introduceerde de ECB het Pandemic Emergency Purchasing Program (PEPP) om de economie te stimuleren door kredietnemers makkelijker toegang tot liquiditeit te geven. Met 1,67 biljoen euro aan activa onder PEPP, plant de ECB om vanaf de tweede helft van 2024 de herinvesteringen geleidelijk te verminderen, met een maandelijkse afname van 7,5 miljard euro, om deze tegen het einde van het jaar volledig te stoppen. Hoewel de ECB in 2024 de rente wellicht verlaagt, zal ze niet langer fungeren als ‘laatste-koper’ op de secundaire obligatiemarkt.
Rentebeleid zorgt voor een ommekeer op de vastgoedmarkt
Na een decennium waarin de nominale huizenprijzen, de daadwerkelijke verkoop- prijzen, sneller stegen dan de inflatie, ondervinden de reële huizenprijzen - de huizenprijzen aangepast voor inflatie - nu een scherpe daling. Deze trend wordt niet alleen veroorzaakt door hoge inflatie van de voorbije twee jaar, maar ook doordat de nominale huizenprijzen zelf aan het dalen zijn. In Duitsland daalden de nominale huizenprijzen in het tweede kwartaal met 9,9% vergeleken met dezelfde periode vorig jaar. Gecorrigeerd voor inflatie is dit zelfs een daling van bijna 16% - een aanzienlijke schok voor de doorgaans stabiele Duitse huizenmarkt. In tegen- stelling hiermee weerstaan Belgische (reële daling: -4,7%, maar nominaal nog licht stijgend) en Amerikaanse huizenprijzen (+1,9%) beter aan de neerwaartse druk.
Hoewel nieuwe huizenkopers deze prijsdalingen wellicht met open armen verwelkomen, blijft de betaalbaarheid van woningen onder druk staan omdat de rente op hypotheken het afgelopen jaar sterk is gestegen. Daarnaast zorgen strengere leenvoorwaarden en hoge bouwkosten ervoor dat de vraag naar woningen beperkt blijft. Echter, het beperkte woningaanbod kan voorkomen dat de prijzen ver dalen. Veel huiseigenaren zijn niet bereid hun huis te verkopen, omdat ze hun nieuwe aankoop tegen veel hogere rentetarieven moeten financieren. Ondertussen blijft het aanbod aan nieuwe huizen onvoldoende evolueren om dit gat op te vullen. Bovendien drijven de prijzen van nieuwe energiezuinige en oude energie-intensieve woningen uit elkaar omwille van de gestegen energiekost. Hoewel de ontwikkeling van nominale huizenprijzen kan worden beschouwd als een goede inflatieafdekking, blijkt uit de geschiedenis dat deze relatie tamelijk wankel is. De terugkeer van positieve reële rentevoeten biedt een investeerder opnieuw (oude) alternatieven om zijn koopkracht te beschermen.