Guy Van Habberney studeerde Economie, Politieke en Sociale Wetenschappen en Filosofie in Leuven en Antwerpen. Hij begon zijn carrière als assistent Statistiek aan de KUL. Daarna werkte hij gedurende 33 jaar voor het State Department als politiek-economisch adviseur. Guy is Fellow van het Hogenheuvel College in Leuven en de Corporate Council van zijn faculteit aldaar.
Naar een nieuwe koude (chip)oorlog: de wedloop naar geavanceerde chipdominantie
Vorig jaar op 14 april, toen heel de wereld gefocust was op de Russische aanval op Oekraïne, gaf CIA-directeur William Burns een verassende speech voor de Georgia Tech Universiteit. Burns zei er dat Rusland ondanks zijn militair arsenaal eigenlijk toch maar een grootmacht in verval was, en dat het werkelijke geopolitieke gevaar voor de VS en haar bondgenoten in de eerste plaats vanuit China komt. Op basis van die analyse heeft men binnen de CIA een ‘Technology Office’ opgericht. Daar waar de Amerikaanse spionnen daarvoor vooral bezig waren met het verzamelen van politieke en militaire inlichtingen, heeft dit nieuwe bureau tot doel de meer technologische aspecten van spionage te behandelen: artificiële intelligentie(AI), Machine Learning (ML), cyber, ruimtevaart en civiele hi-tech. Het Nasdaq-genoteerde Palantir (PLTR ) is daar in zekere zin reeds een eerste spin-off van. Het bedrijft levert software en datamanagementdiensten aan overheden en bedrijven, die toelaten om grote hoeveelheden gegevens te analyseren en te integreren, en zo inzichten en voorspellingen bieden voor allerlei toepassingen, van fraudepreventie tot operaties van het leger.
De steeds assertievere Chinese ‘Tiger Diplomacy’ roept inderdaad een aantal vragen op: Westerse bedrijven die pas in China kunnen investeren op voorwaarde dat ze intellectuele eigendomsrechten opgeven (Barco is hier een goed voorbeeld van), manipulatie van de wisselkoers, steeds driestere cyber-aanvallen, pogingen om via de ‘one road, one belt’ strategie belangrijke logistieke ketens te monopoliseren,…Het lijstje is vrij lang, en de behoefte om daar vanuit het Westen sterker weerwerk op te bieden wordt blijkbaar steeds dringender, temeer daar Xi Jiping besloten heeft om de rode loper voor Westerse bedrijven deels terug op te rollen.
Het wijde net van de Amerikaanse export-controles
Onder impuls van Peter Navarro, de zeer agressieve handelsadviseur van Trump werden in het kader van de zogenaamde ‘America First Policy’ aan China (maar ook aan de Westerse partners van de VS) reeds een aantal tarieven en handelsbarrières opgelegd die tot doel hadden het deficit op de Amerikaanse handelsbalans te verkleinen (vooral dan tegenover China). Ondanks het feit dat deze maatregelen weinig effect hadden, heeft president Biden ze toch behouden, ook tegenover de Westerse bondgenoten. En op 7 oktober van vorig jaar werd het net rondom China’s economische macht nog wat fijnmaziger: de Biden administratie vaardigde een reeks van uitgebreide exportrestricties uit die uitsluitend tot doel hebben China’s technologische en militaire vooruitgang via geavanceerde chip-technologie een halt toe te roepen. Meteen werd ook de vinger op een zwakke plek gelegd: China spendeert momenteel jaarlijks meer aan de invoer van geavanceerde microprocessoren dan aan de invoer van olie. De eerdere sancties die door de Trump-administratie aan Huawei werden opgelegd, heeft China doen inzien dat het land zo snel mogelijk onafhankelijk wil worden van buitenlandse chip-leveranciers. De nieuwe exportrestructies van de VS sterkt China alleen maar in die overtuiging.
Meer specifiek verbiedt de Amerikaanse regering aan Amerikaanse producenten van semiconductor apparatuur, die essentieel zijn voor de aanmaak van geavanceerde chips (momenteel: chips met een dichtheid van minder dan 14 nm), om hun producten direct of indirect te verkopen aan Chinese chipproducenten (SMIC, Chang Xin Memory en YMTC zijn de belangrijkste). Uitzonderingen zijn Amerikaanse bedrijven die in China produceren, zoals bijvoorbeeld Apple. Het zijn precies deze geavanceerde chips die China in staat stellen om grote vooruitgang te boeken op zowel militair-nucleair als op repressief gebied (denk maar aan AI die gebruikt wordt bij gezichtsherkenning). De drie belangrijkste Amerikaanse bedrijven die ‘chipmaking tools’ aanmaken zijn Applied Materials (AMAT), LAM Research (LRCX) en KLA Corp (KLAC). Ook de bedrijven die geavanceerde chips ontwerpen zoals Nvidia (NVDA) en Advanced Micro Devices (AMD) vallen onder de nieuwe restricties. Pogingen om te vermijden dat niet-Amerikaanse producenten van dergelijke instrumenten zoals het Nederlandse ASML, het Taiwanese TSMC en het Japanse Tokyo Electronics in het gat zouden springen zijn voorlopig op een sisser uitgedraaid. Maar ook als deze bedrijven in hun eigen producten gebruik zouden maken van Amerikaanse patenten, dan zouden de VS ook hier kunnen ingrijpen en deze bedrijven te maken kunnen krijgen met de vaak (en terecht) bekritiseerde extraterritoriale effecten van de Amerikaanse exportrestricties.
Een succesvolle uitrol van zo’n semiconductor blokkade zou de Chinese chipproducenten op termijn voor serieuze problemen plaatsen. Met name bedrijven zoals de eerder genoemde SMIC, YMTC en Chang Xin Memory zouden hierdoor een zware klap kunnen krijgen, want het wordt dan zo goed als onmogelijk voor hen om geavanceerde chips te maken voor militaire, AI en ML toepassingen (zoals o.a. het ontwerpen van nucleaire hypersonische wapens) waarbij gigantische hoeveelheden data dienen verwerkt te worden. In het verleden poogden de VS steeds een technologisch chipvoorsprong aan te houden van 2 generaties, maar na de aankondiging van de exportrestricties in oktober vorig jaar heeft Jake Sullivan, de veiligheidsadviseur van president Biden duidelijk gemaakt dat het de bedoeling is om gewoonweg een zo groot mogelijke voorsprong te behouden.
De olifanten in de kamer
Heel wat spierballengerol dus, ware het niet dat noch VS, noch China, de volledige toeleveringsketen van geavanceerde chips controleren: een dergelijke nieuwe geavanceerde chip ontwerpen kost al gauw 100 miljoen dollar, en ze dan ook nog produceren is duurder dan de bouw van een vliegdekschip. Daarom zijn met name het Taiwanese TSMC en het Zuid-Koreaanse Samsung Electronics de olifanten in de kamer, gelet op hun bestaande en extreem waardevolle productiefaciliteiten. Vooral TSMC, dat op contract semiconductors maakt die door andere bedrijven ontworpen zijn, vertegenwoordigt 92 percent van de geavanceerde chip-capaciteit in de wereld. Met een marktkapitalisatie van 12,23 biljoen dollar is het dan ook verscheidene vliegdekschepen ‘waard’. Als zodanig is TSMC ‘incontournable’. Het bedrijf heeft bovendien een grote cash buffer, en operationale winstmarges tussen de 40- en 50 percent, ongeveer het 3-voudige van Intel, de voormalige chipkampioen.
Chinese dreiging naar Taiwan
De geopolitieke ambities van China tegenover Taiwan vormen in deze context effectief een bedreiging voor TSMC en bij extensie de wereld productie van geavanceerde chips. Vermits Taiwan naast de 92 percent geavanceerde chips ook ca. 40 percent van alle processorchips produceert, zou een eventuele Chinese militaire aanval en (gedeeltelijke) vernietiging van de chipproductie op het eiland de wereldeconomie een serieuze slag kunnen toebrengen. Aangezien, een dergelijke gebeurtenis niet alleen een impact heeft op de geavanceerde chips, maar ook op chips die gebruikt worden voor de productie van auto’s, PCs en zelfs wasmachines, om maar enkele dagdagelijkse gebruiksvoorwerpen te noemen. Taiwan zelf beschouwt de aanwezigheid van dergelijke cruciale productieactiviteiten op haar bodem echter als een ‘silicium schild’ tegen een mogelijke Chinese inval, ervan uitgaande dat China niet veel baat heeft aan een beschadigd TSMC, terwijl de VS en haar bondgenoten nog steeds geavanceerde chips bij Samsung en Intel zouden kunnen produceren. Dit is wellicht een te optimistische visie, want China heeft nog andere dan zuiver militaire middelen om Taiwan onder druk te zetten, zoals bijvoorbeeld een gedeeltelijke blokkade van het eiland. TSMC houdt niettemin stellig vast aan de ‘silicium shield’ hypothese, en zijn mede daarom slechts stapsgewijs bereid om tegen 2024 een chip-fabriek in Arizona te bouwen. Begin december vorig jaar, kondigde TSMC ook aan dat het tegen 2026 een bijkomende productiesite zal bouwen, waar de meest geavanceerde 3 nanometer chips zullen geproduceerd worden. TSMC zal hiervoor gedeeltelijk beroep kunnen doen op de, pas in augustus goedgekeurde, Amerikaanse Chips and Science Act. In totaal zal Amerika met deze nieuwe wet over een periode van 10 jaar ruim $280 miljard dollar investeren, waarvan $200 miljard dollar is voorzien voor wetenschappelijk/technologisch onderzoek en ontwikkeling (in quantum computing, artificiële intelligentie, schone energie, nanotechnologie) en $53 miljard dollar zeer specifiek is voorzien voor de productie van halfgeleiders in Amerika, met nog eens $24 miljard dollar aan belastingverminderingen voor lokale chipproducenten. Maar TSMC investeert net zo goed in een productiefaciliteit in het Chinese Nanjing en wil op die manier zo lang mogelijk op de geopolitieke evenwichtsbalk balanceren.
Van een gebalanceerde supply chain naar een gebalanceerde portfeuille
In een eerdere blog is reeds gewezen op het grote potentieel van ASML, al werd er ook een kanttekening gemaakt bij de claim van het bedrijf dat het relatief weinig hinder gaat ondervinden van de nieuwe Amerikaanse exportrestricties. Wat TSMC betreft, dat bedrijf wil zowel bij China als Amerika op een goed blaadje staan, maar het is nog maar de vraag of die twee wereldmachten dat zo maar gaan dulden. Hoe dan ook is de concentratie van geavanceerde chipproductie in Taiwan een risico voor de wereldeconomie, die voor geen enkel ander facet zo afhankelijk is van zo weinig firma’s. In een streven om tot een meer gebalanceerde toeleveringsketen te komen is het zeker ook belangrijk om Amerikaanse chipspelers als Applied Materials , Nvidia, LAM Research en KLA Corporation goed in de gaten te houden (ook vanuit een beleggingsperspectief). De opwaartse knik in hun koersverloop sinds 7 oktober van vorig jaar is zeker niet toevallig.